Reizende DNA-labs op het NIBI

Reizende DNA-labs op het NIBI

Vrijdagmiddag 11 januari geeft het Reizende DNA-lab en ABE Nederland een workshop op het NIBI. Bent u er ook bij?

Waarom lusten apen geen spruitjes?

Waarom vinden sommige mensen spruitjes vreselijk vies en kunnen andere ze wel waarderen? Is het simpelweg een verschil in voorkeur, of is er een wetenschappelijke verklaring te vinden? En waarom verschillen mensen hierin van apen? In deze workshop demonstreren wij een nieuw lesprogramma dat ingaat op deze vragen. Docenten kunnen het programma zelf in de klas uitvoeren. Ze lenen daartoe een zogenaamde leskist, die zowel lesmateriaal als practicumbenodigdheden bevat. Leerlingen leren dat het vermogen om de smaak bitter te proeven genetisch bepaald is. Het gen TAS2R38 codeert voor een smaakreceptor die de organische bittere verbinding PTC (Phenylthiocarbamide) detecteert. Door een polymorfisme van dit gen bestaan er tussen mensen verschillen in het vermogen bitter te proeven. Mensen met twee kopieën van het proever gen zijn meestal superproevers, mensen met één proever gen en één niet-proever gen zijn normale proevers, en mensen met twee niet-proever genen zijn niet-proever. Veel aapachtigen zijn proevers. In de natuur is bitter namelijk geassocieerd met giftige planten. Het vermogen om bittere smaken te proeven kan voor bijvoorbeeld apen dus van levensbelang zijn. Leerlingen proberen in de les zelf uit te vinden wat voor soort proever ze zijn. Enerzijds door hun eigen dna te onderzoeken, anderzijds door het doen van een smaaktest met PTC-papier. De resultaten van beide worden met elkaar vergeleken. In de workshop maak je alvast kennis met de smaaktest en voer je bepaalde onderdelen van het DNA-onderzoek uit